|
Blauwe kiekendief,
Circus cyaneus
Haardvuur warmt
de winter
vol vorstig blauw.
Een kille op oostenlucht aandrijvende nacht
snijdt het daglicht al rond vijven
en ik
ik kijk - ik weet wat ik wil zien -
naar het stuiterende blauw:
Ze zijn terug.
Les Gitanes des champs:
Er wordt gejongleerd met lucht, boven het veld
en ik zie nog net waar ze de mosterd halen.
Ze zwerven, net niet roekeloos
zweven, net niet haveloos
eerst één, dan uit het decor vol niets
twee, vier, acht.
Geilend op de winterlucht,
zeilend op een koudezucht
is dit het dolste circus
der circussen.
En toch,
zijn zij niet meer dan wij zijn
niet meer dan
een schijnbaar doelloos raken
van blauw op blauw,
alsmaar stuiterend
blauw.
[dit gedicht
werd gepubliceerd in 'Klimop' - jaargang 14, nummer 4 -
oktober - november - december 2004]
Lees ook het
gedicht
'Blauwdruk van een circus' |